Tips voor de ondernemer
Btw-verhoging op cultuur, media en sport definitief van de baan
De btw-verhoging van 9% naar 21% voor cultuur, media en sport is definitief van de baan. Dit staat in de Voorjaarsnota van het kabinet-Schoof. Eind 2024 werd alsnog besloten om de voorgenomen btw-verhoging per 1 januari 2026 voorlopig niet door te laten gaan. Ook de toepassing van de overgangsregeling waarbij het 21%-tarief ook al gold voor vooruitbetalingen en verkopen van vouchers voor prestaties in 2026 (en later), werd tijdelijk (tot 1 juli 2025) uitgesteld. Voorwaarde daarbij was dat er een alternatief zou worden gevonden voor de btw-derving van € 1,3 miljard. Het kabinet heeft die dekking gevonden in de verlaging van de tabelcorrectiefactor in de inkomstenbelasting. Doordat de voorgenomen btw-verhoging nu definitief niet doorgaat, kunt u ook na 1 juli 2025 het 9%-tarief toepassen op vooruitbetalingen en verkopen van vouchers voor prestaties in 2026 (en later).
Let op
De btw-verhoging op logies en hotelovernachtingen per 1 januari 2026 gaat wél gewoon door.
Werknemers kunnen zij-aan-zij werken met zzp’ers
De kans op schijnzelfstandigheid bij de inhuur van een zzp’er zorgt nog steeds voor onzekerheid bij opdrachtgevers en opdrachtnemers. Vorig jaar besliste de Hoge Raad in de Deliveroo-zaak dat alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen bij de vraag of er al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst. Daarbij noemde de Hoge Raad specifieke criteria die hierbij van belang kunnen zijn, in onderling verband bezien. Dit bood al enig houvast om de arbeidsrelatie beter te beoordelen. Onlangs heeft de Hoge Raad in de zaak van de Uber-taxichauffeurs een van de criteria uit de Deliveroo-zaak verduidelijkt, namelijk of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen. Denk hierbij aan het verwerven van een reputatie, het aantal opdrachtgevers, acquisitie, de duur van een opdracht en de fiscale behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat dit criterium even belangrijk is als alle andere criteria die van belang zijn voor de beoordeling van de arbeidsrelatie. Er is dus geen sprake van een rangorde in de specifieke criteria. Het kan dus zo zijn dat de arbeidsrelatie ten aanzien van hetzelfde werk, verricht voor dezelfde opdrachtgever, voor een werkende mét ondernemerschap géén arbeidsovereenkomst is. Terwijl de arbeidsrelatie voor een werkende zonder ondernemerschap wel als arbeidsovereenkomst kwalificeert. Kortom, het is dus mogelijk dat bij een opdrachtgever werknemers zij-aan-zij werken met zzp’ers.
Impact op Wet Vbar?
Deze verduidelijking van de Hoge Raad is ook van belang voor de nieuwe Wet Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar). Deze wet moet de huidige regels voor de beoordeling van arbeidsrelaties vervangen. De Vbar wordt momenteel aangepast naar aanleiding van de kritiek van de Raad van State eind 2024. De verduidelijking van de Hoge Raad in de Uber-zaak zal ook worden meegenomen in het uiteindelijke wetsvoorstel dat nog voor de zomer bij de Tweede Kamer zal worden ingediend. Kortom, wordt vervolgd.
Alternatief voorstel voor zzp-problematiek
Een aantal partijen in de Tweede Kamer heeft een alternatief voorstel ingediend om de zzp-problematiek op te lossen. Zij introduceren de ‘Zelfstandigenwet’, die is gebaseerd op een Belgisch voorbeeld. Deze wet steunt op drie pijlers. Ten eerste de zelfstandigentoets, waarbij wordt beoordeeld of de persoon die het werk uitvoert zich in het economisch verkeer als zelfstandige gedraagt. Daarbij wordt ook gekeken naar toereikende voorzieningen voor pensioen en arbeidsongeschiktheid. De tweede pijler betreft de werkrelatietoets, waarbij wordt beoordeeld of de opdrachtnemer de werkzaamheden zelfstandig kan uitvoeren. Hierbij zijn van belang de wil van partijen, de vrijheid om de werkwijze en werktijden zelf te bepalen en of de opdrachtnemer een ondergeschikte positie heeft in de organisatie van de opdrachtgever. De derde pijler is de introductie van een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst in bepaalde sectoren. Als aan bepaalde criteria wordt voldaan, wordt aangenomen dat de opdrachtnemer werknemer is van de opdrachtgever.
Voor dit alternatieve voorstel lijkt meer steun te bestaan dan voor de Vbar. De komende maanden zal moeten blijken welke keuzes de politiek gaat maken.
Let op
Heeft u uw onderneming in 2024 gestaakt en wilt u in dat jaar de stakingslijfrentepremieaftrek claimen? Zorg er dan voor dat u de premie uiterlijk vóór 1 juli 2025 heeft betaald. U mag de stakingslijfrentepremie dan in mindering brengen op het inkomen in het stakingsjaar. De aftrek is wel gemaximeerd. De hoogte hangt onder meer af van uw leeftijd op het stakingsmoment, de mate van eventuele arbeidsongeschiktheid en van de ingangsdatum van de lijfrente-uitkeringen.
Een greep uit de Voorjaarsnota
Kabinet-Schoof heeft ervoor gekozen om ondernemers zo veel als mogelijk te ontzien. Toch staan in de Voorjaarsnota enkele maatregelen die voor u van belang (kunnen) zijn. We noemen ze puntsgewijs:
- Vanaf 2027 wordt de meewerkaftrek versoberd met 75% en vanaf 2030 afgeschaft. U komt voor deze aftrek in aanmerking als uw partner onbetaald meewerkt in uw onderneming. De hoogte van de aftrek hangt af van de hoogte van de winst en het aantal uren dat uw partner in uw onderneming meewerkt. Uw partner moet minimaal 525 uren meewerken om voor de meewerkaftrek in aanmerking te komen.
- Vanaf 2027 wordt de stakingsaftrek versoberd met 75% en in 2030 afgeschaft. U komt voor deze aftrek in aanmerking als u uw onderneming beëindigt. De stakingsaftrek bedraagt maximaal € 3.630. U kunt deze aftrek maar 1 keer in uw leven benutten.
- De budgetreserve voor de milieu-investeringsaftrek (MIA) wordt verhoogd met € 35 miljoen en de budgetreserve voor de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) wordt met hetzelfde bedrag verlaagd.
- De kwarttarieven in de motorrijtuigenbelasting worden vanaf 2028 afgeschaft.
Alternatief voorstel voor zzp-problematiek
Het zomerseizoen staat voor de deur. En als het weer mee zit, betekent dit ook veel sportactiviteiten op en bij het strand. Maar welk btw-tarief moet u hierop toepassen? Het verlaagde btw-tarief (9%) voor het bieden van gelegenheid tot sportbeoefening of het algemene btw-tarief van 21%? De Hoge Raad, onze hoogste belastingrechter, heeft recent in enkele zaken hierover duidelijkheid verschaft. Een van die zaken betrof een vennootschap onder firma (vof) die bedrijfsuitjes, vrijgezellenfeesten en teambuildingsuitjes organiseert. Haar hoofdactiviteiten zijn strandzeilen en powerkiten. Deze sportactiviteiten vinden plaats op het strand voor een strandpaviljoen. De vof heeft in het paviljoen een exclusief gebruiksrecht van een deel van de onderste verdieping. Zij geeft daar veiligheidsinstructies en de deelnemers kunnen zich er douchen en omkleden. De vof heeft 21% btw afgedragen, maar vindt dat het 9%-tarief voor het bieden van gelegenheid tot sportbeoefening van toepassing is.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat het voor toepassing van het 9%-tarief niet uitmaakt dat de sportbeoefening deels of geheel plaatsvindt in de openbare ruimte. Daarbij moet er wel een accommodatie ter beschikking worden gesteld die is ingericht voor sportbeoefening en/of die daarvoor noodzakelijk is. Daarnaast kan het 9%-tarief van toepassing zijn op sportbeoefening waarvoor als zodanig het gebruik van een sportaccommodatie niet nodig is. Er moet dan wel een accommodatie zijn voor het geven van instructies en/of voor het klaarmaken voor het sporten door sporters. Aan deze criteria voldoen de activiteiten van de vof, dus heeft zij recht op toepassing van het 9%-tarief.
Andere uitspraken: ook 9%
De Hoge Raad deed diezelfde dag nog twee uitspraken over de toepassing van het 9%-tarief bij sportbeoefening in de openbare ruimte vanuit een accommodatie. De ene zaak betrof een bv die op een openbaar deel van het strand sportactiviteiten aanbiedt, waarbij zij gebruikmaakt van een strandpaviljoen als ontvangst- en instructieruimte. In een andere zaak geeft een vof surflessen vanuit twee grote vrachtcontainers aan het Noordzeestrand. In de containers bevinden zich kleedruimtes en er zijn buitendouches. De containers worden ook gebruikt voor instructies aan de deelnemers en evaluaties na de lessen. Ook in deze zaken kon het 9%-tarief worden toegepast.
Meer kredietruimte mkb door opheffing verpandingsverboden
Verpandingsverboden komen regelmatig voor in contracten tussen bedrijven. Vooral grote bedrijven in de bouw- en retailsector maken er gebruik van in hun contracten met hun leveranciers in het mkb. Een verpandingsverbod houdt in dat een groot bedrijf (de schuldenaar) een leverancier (schuldeiser) verbiedt om een handelsvordering te verpanden of over te dragen. Zo kan het grote bedrijf niet te maken krijgen met een onbekende schuldeiser. Het gevolg hiervan is dat de leverancier wordt beperkt in zijn financieringsmogelijkheden. Door het verbod kan hij immers de vordering niet als zekerheid gebruiken voor het verkrijgen van een krediet. Dit gaat veranderen nu ook de Eerste Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel dat deze verboden van overdracht en verpanding opheft. De nieuwe regels gelden voor bestaande vorderingen vanaf drie maanden na de inwerkingtreding op 1 juli 2025. Elke vorm van uitsluiting van overdracht en verpanding van een vordering is dan nietig. De uitsluiting heeft dan nooit bestaan. Op deze manier zijn handelsvorderingen beschikbaar voor financieringsdoeleinden en krijgt met name het mkb meer kredietruimte. Wel moet de schuldeiser na inwerkingtreding van de wet een overdracht of verpanding van een vordering schriftelijk mededelen aan de schuldenaar.
Let op
De wet geldt alleen voor handelsvorderingen. Geldleningen waarbij meerdere partijen als uitlener optreden zijn uitgezonderd, evenals het gedeelte van een handelsvordering dat op een g-rekening moet worden betaald.
Tips voor de DGA
Zorg voor een zakelijke borgstellingsvergoeding
U kunt borg staan voor de kredieten van uw bv. U sluit dan een borgstellingsovereenkomst met uw bv. Als uw bv failliet gaat, klopt de bank bij u als borg aan. Nadat u de schuld van uw bv heeft betaald, krijgt u een zogenaamde regresvordering op uw bv. Is uw bv failliet, dan wilt u deze vordering afwaarderen en het borgstellingsverlies aftrekken van uw box-1-inkomen. Wees ervan bewust dat dit alleen kan als u een zakelijke borgstellingsovereenkomst met uw bv heeft gesloten. Dat wil zeggen dat een onafhankelijke derde onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden ook borg zou staan voor uw bv. Een van de voorwaarden waaruit de zakelijkheid blijkt, is de borgstellingsvergoeding. Dit moet een redelijke vergoeding zijn voor het risico dat u loopt als borgsteller, ofwel de vergoeding die een onafhankelijke derde zou eisen als hij of zij hetzelfde risico zou lopen als u.
Toegang tot UBO-gegevens beperkt
Uw gegevens staan geregistreerd in het UBO-register. Naar aanleiding van een uitspraak van de Europese rechter uit november 2022 moet de toegang tot dit register worden beperkt. Het wetsvoorstel dat dit regelt is inmiddels aangenomen door de Tweede Kamer. Als ook de Eerste Kamer akkoord gaat met dit voorstel, wordt de toegang tot het UBO-register beperkt voor de UBO-gegevens van zowel vennootschappen en andere juridische entiteiten, als van trusts en soortgelijke juridische constructies. De volgende organisaties, instellingen en/of personen krijgen toegang tot de geregistreerde UBO-gegevens:
- de bevoegde autoriteiten, financiële inlichtingeneenheden (FIU’s), partijen die toegang krijgen in het belang van de naleving van sancties en het toezicht en de handhaving daarop en bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak, waarvoor het in verband met een wettelijke of Europeesrechtelijke verplichting of bevoegdheid nodig is om UBO’s te achterhalen;
- meldingsplichtige organisaties die in het kader van het cliëntenonderzoek dat zij op grond van de anti-witwasrichtlijn moeten verrichten (denk aan: notarissen, accountants, advocaten, belastingadviseurs, banken en andere financiële instellingen);
- partijen die zijn ingeschreven in het UBO-register, voor zover het hun eigen gegevens betreft; en
- personen en organisaties die hun legitiem belang kunnen aantonen. Wie een legitiem belang hebben, hoe zij dit kunnen aantonen en onder welke voorwaarden zij toegang kunnen krijgen tot de UBO-gegevens, zal nog worden vastgelegd in nadere regelgeving.
Bescherming privacy
U krijgt als UBO een melding van de Kamer van Koophandel als een persoon of organisatie op grond van een ‘legitiem belang’ toegang heeft gekregen tot uw gegevens. De melding omvat in elk geval informatie over wie uw gegevens heeft opgevraagd en met welk doel. Tot nu toe kunt u deze informatie alleen inzien als u daartoe een verzoek indient. U krijgt geen melding in het geval een bevoegde instelling uw gegevens heeft opgevraagd.
Tips voor werkgevers en werknemers
Enkele maatregelen in de loonbelasting
Het kabinet heeft ook maatregelen aangekondigd die voor werkgevers en werknemers van belang zijn. We beperken ons hier tot de drie meest in het oog springende maatregelen op het terrein van de loonbelasting.
Geen bijtelling voor hubfietsen van de zaak
Er komt een verduidelijking van de bijtellingsregeling voor de fiets van de zaak. Het kabinet wil zogenoemde ‘hubfietsen’ die over het algemeen niet thuis worden gestald, uitzonderen van de bijtelling. ‘Hubfietsen’ zijn fietsen die als schakel dienen tussen begin- eind- of overstappunt in de reis. U reist bijvoorbeeld met de auto of de trein naar een bepaald punt en vandaar uit met de fiets naar uw bestemming. Onder de huidige regels wordt aangenomen dat elke fiets van de zaak ook voor privédoeleinden wordt gebruikt. Maar bij ‘hubfietsen’ is dat dus niet het geval.
Pseudo-eindheffing bij fossiele auto van de zaak
Het kabinet wil vanaf 2027 het elektrisch rijden stimuleren met nieuwe fiscale maatregelen. Een ervan betreft de auto van de zaak. Als u als werkgever vanaf 2027 een personen- of bestelauto van de zaak op fossiele brandstof (niet volledig emissievrij) ter beschikking stelt aan een werknemer, dan moet u 52% loonbelasting betalen over de grondslag voor de bijtelling privégebruik van de auto. Daarbij wordt geen rekening gehouden met een eigen bijdrage van de werknemer. Deze maatregel geldt dus niet voor volledig emissievrije (bestel)auto’s. Buiten de eindheffing die u betaalt, wordt er nog loonbelasting over de bijtelling ingehouden op het loon van de werknemer.
Nieuwe fiscale medewerkersparticipatieregeling
Het kabinet wil een nieuwe fiscale medewerkersparticipatieregeling voor startups en scale-ups invoeren. Medewerkers van startups en scale-ups gaan dan vanaf 2027 minder belasting betalen over hun aandelenopties. In plaats van 49,5% in box 1, betalen zij effectief 32,17%. Deze belasting zijn zij pas verschuldigd bij de daadwerkelijke verkoop van de aandelen. Nu moeten zij al belasting betalen op het moment dat de aandelen verhandelbaar worden.
Een klein geschenk – een groot gebaar
Loon is alles wat een werknemer ontvangt op grond van zijn of haar dienstbetrekking. Ook geschenken vallen hier in beginsel onder. Maar geeft u een geschenk vanwege de persoonlijke relatie met de werknemer, dan heeft het geschenk geen duidelijk verband met de dienstbetrekking. In dat geval is het geschenk geen loon. De Belastingdienst neemt aan dat er geen sprake is van loon als u aan de volgende drie voorwaarden voldoet:
- U geeft een persoonlijke attentie in situaties waarin anderen (dan u als werkgever) zo’n attentie ook geven, bijvoorbeeld een bloemetje bij een verjaardag of ziekte;
- Het geschenk is geen geld of waardebon; en
- De factuurwaarde (incl. btw) van de attentie is niet hoger dan € 25. Hieronder vallen niet de verzendkosten, mits deze op de factuur vermeld staan.
Alternatieven
Is het geschenk niet aan te merken als een ‘klein geschenk’ in de zin van deze zogenoemde ‘kleinegeschenkenregeling’ en wilt u uw personeel toch een cadeau schenken, bijvoorbeeld bij een dienstjubileum? Dan heeft u twee opties. U kunt de kosten (waarde in het economisch verkeer incl. btw) en eventuele verzendkosten als loon verlonen of als eindheffingsloon aanwijzen en ten laste van de vrije ruimte brengen.
Opname ‘pensioenbedrag ineens’ alweer uitgesteld
Twee jaar na de invoering van de Wet toekomst pensioenen zou het op 1 juli 2025 dan eindelijk mogelijk worden om als pensioengerechtigde eenmalig 10% van het pensioenkapitaal af te kopen. Dit zou dan ook gelden voor de bij de eigen bv ondergebrachte lijfrenten, die als tegenprestatie bij de overdracht van een onderneming zijn ontstaan. Maar helaas, de invoering is opnieuw uitgesteld en wel naar 1 juli 2026. De reden voor het uitstel is dat de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel een groot beslag legt op de beschikbare capaciteit bij pensioenuitvoerders. Het uitstel betekent dat als u eerder dan 1 juli 2026 met pensioen gaat, u geen gebruik kunt maken van deze afkooprechten. Ook niet met terugwerkende kracht.
Rekentools
Er wordt een rekentool ontwikkeld die de financiële gevolgen inzichtelijk maakt van de keuze om een bedrag ineens (maximaal 10%) op te nemen. Het Nibud heeft daarvoor naar verwachting ongeveer acht tot tien maanden nodig. Begin 2026 zou de tool operationeel kunnen zijn. De tool moet algemene ondersteuning bieden voor de te maken keuze. Voor specifieke gevolgen van het bedrag ineens voor de toeslagen kunt u al de bestaande rekentool op de site van de Belastingdienst gebruiken.
Kilometers 2024 rapporteren
Heeft u 100 of meer werknemers? Dan bent u sinds 1 juli 2024 verplicht om jaarlijks de gegevens van de zakelijke kilometers en de woon-werkkilometers van uw werknemers te verzamelen en via een digitaal formulier te rapporteren aan de RVO. De deadline voor het aanleveren van deze gegevens over de tweede helft van 2024 is 30 juni 2025. Op het formulier rapporteert u de kilometers per vervoermiddel en per brandstoftype, waarbij u onderscheid maakt tussen woon-werkverkeer en zakelijk verkeer. Na het invoeren van deze gegevens berekent het systeem de CO2-uitstoot voor zowel het woon-werkverkeer als de zakelijke mobiliteit. Zodra het formulier is ingediend, genereert het systeem een rapport met een samenvatting van de gegevens en de berekende CO2-uitstoot.
Vanaf 2026 moet u de rapportage voor het eerst over een heel jaar (2025) indienen.
Voorkom hoge boetes bij derdelanders
Komt er een werknemer bij u in dienst met de Nederlandse nationaliteit of de nationaliteit van een van de landen uit de EER (EU + Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) of Zwitserland? Dan mag deze werknemer bij u werken zonder dat hier een vergunning voor nodig is. Een werknemer met een andere nationaliteit (derdelander) mag volgens de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) alleen in Nederland werken met een geldige tewerkstellingsvergunning (TWV) of een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA). Op het moment dat er geen geldige TWV of GVVA (meer) is en de werknemer blijft bij u werken, kunt u een forse boete opgelegd krijgen. Deze boete is per 1 februari jl. opgehoogd van maximaal € 8.000 per werknemer naar € 11.250 per werknemer. Voor gedetacheerde derdelanders geldt – onder voorwaarden – een uitzondering op deze verplichting.
Let op geldige ID-bewijzen
U moet de identiteit van een werknemer die bij u in dienst treedt, vaststellen voordat hij of zij begint te werken. Dat doet u aan de hand van een op dat moment geldig en origineel identiteitsbewijs (ID-bewijs). Denk hierbij aan een paspoort of identiteitskaart. U kunt de identiteit van de werknemer niet aan de hand van een geldig rijbewijs vaststellen. Dat komt omdat daarin niet de nationaliteit en de verblijfsstatus van de werknemer is vermeld. Vervolgens moet u een kopie van het ID-bewijs bewaren in het personeelsdossier. Verloopt het ID-bewijs van een derdelander, dan moet u ook een kopie van zijn of haar nieuwe ID-bewijs in het personeelsdossier opnemen. Het is dus van belang om de derdelanders goed te blijven monitoren gedurende de dienstbetrekking.
Tips voor elke elke belastingbetaler
IB-maatregelen uit de Voorjaarsnota
Het kabinet-Schoof heeft ook maatregelen aangekondigd op het terrein van de inkomstenbelasting (IB). Zo wordt volgend jaar de hogere inflatie slechts beperkt gecompenseerd in de belastingschijven en heffingskortingen. Dit betekent dat u eerder in een hogere belastingschijf kunt komen en dat de heffingskortingen minder zullen worden verhoogd. Daarnaast wordt het forfait in box 3 voor ‘overige bezittingen’ verhoogd naar 7,78%. Het heffingsvrije vermogen gaat omlaag naar € 51.396 per belastingplichtige in 2026 en 2027. Met deze laatste twee maatregelen wordt de budgettaire derving gedekt van het uitstel van de inwerkingtreding van het nieuwe box-3-stelsel (de Wet werkelijk rendement box 3) naar 2028 en het tot en met 2025 niet kunnen belasten van het eigen gebruik van onroerende zaken in box 3 (zie hierna).
Maatregelen in de schenk- en erfbelasting
Ook in de schenk- en erfbelasting wil het kabinet-Schoof de nodige maatregelen treffen. Zo wil het kabinet af van belastingbesparende constructies, waarbij in het zicht van overlijden de huwelijkse voorwaarden worden gewijzigd. Om dit te voorkomen zal het huwelijksvermogensrecht worden aangepast. Zo wil het kabinet schenk- of erfbelasting heffen voor zover er in het geval van een gemeenschap van goederen meer wordt verkregen dan 50% bij ontbinding van die gemeenschap. Een tweede maatregel betreft de belastingrente bij een foutieve of onvolledige aangifte erfbelasting. De belastingrente wordt in dat geval berekend over het volledige verschuldigde bedrag. Het kabinet stelt voor om alleen belastingrente te berekenen over het verschil tussen de onjuiste en juiste definitieve aangifte. Overigens is er ook het plan om de aangiftetermijn voor de erfbelasting te verlengen. Nu is die termijn 8 maanden na het overlijden. Tot slot noemen we de gelijkstelling van biologische kinderen aan juridische kinderen. Bent u een biologisch kind van iemand maar buiten een huwelijk geboren en heeft die persoon u niet erkend als zijn/haar kind? Dan bent u voor de schenk- en erfbelasting nu een derde en geen kind. Voor een ‘derde’ is de vrijstelling lager en zijn de tarieven hoger dan voor een kind. Als de voorgestelde gelijkstelling wordt ingevoerd, heeft u ook als biologisch kind recht op de hogere kindvrijstelling en de lagere tarieven.
Tegenbewijs box 3 voor aanvullend rechtsherstel
De Hoge Raad besliste in juni 2024 dat het geboden rechtsherstel voor mensen met een aantoonbaar lager werkelijk rendement dan het forfaitaire rendement in box 3 niet toereikend is. Er moest volgens de Hoge Raad daarom aanvullend rechtsherstel komen. Dit wordt geregeld in het inmiddels bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel Tegenbewijsregeling box 3. U kunt per belastingjaar het werkelijke rendement dat aantoonbaar lager is dan het forfaitaire rendement in box 3 aangeven in het digitale formulier ‘Opgaaf werkelijk rendement’, dat vanaf komende zomer beschikbaar komt. Dit formulier wordt gebruikt voor de aangiften inkomstenbelasting over 2017 tot en met 2024. Vanaf de aangifte 2025 wordt de mogelijkheid van het tegenbewijs opgenomen in het aangiftebiljet. Deze tegenbewijsregeling geldt tot de invoering van de Wet werkelijk rendement box 3 (voorlopig per 2028).
Eigen gebruik onroerende zaak
De Hoge Raad heeft ook aangegeven dat het eigen gebruik van onroerende zaken, zoals een vakantiehuis, in principe tot het rendement behoort dat wordt belast in box 3. Maar hoe dit rendement moet worden bepaald, moet nog wettelijk worden geregeld. Daarom hoeft u dit rendement over 2017 tot en met 2025 niet aan te geven in uw IB-aangiften. Dit rendement telt dus ook niet mee bij het leveren van het tegenbewijs. Voor de jaren 2026 en 2027 moet u dit wel opgeven bij het leveren van tegenbewijs in uw IB-aangiften.
Tip
U moet per belastingjaar bepalen of het werkelijke rendement lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. Dit betekent dat u mogelijk veel gegevens moet verzamelen om te kunnen vaststellen of u voor teruggaaf in aanmerking komt. Denk aan gegevens over uw rente-, dividend- en/of huurinkomsten of de waardeontwikkelingen van uw effectenportefeuille, vastgoed of cryptovaluta. Begin daarom alvast met het verzamelen van deze gegevens, zodat u deze paraat hebt zodra het formulier ‘Opgaaf werkelijk rendement’ beschikbaar is.
Bonnen bewaren bij verbouwing van uw woning!
In het voorjaar wordt menig keuken of badkamer verbouwd. Meestal wordt daarvoor een verbouwingshypotheek opgenomen. Is de financiering geregeld en heeft u tijdig een aannemer weten te vinden om uw verbouwingsplan te realiseren? Dan is het volgende voor u van belang. Zorg ervoor dat u de bewijsstukken van de (ver)bouwkosten goed bewaart (ten minste 30 jaar). U kunt anders de renteaftrek van uw verbouwingshypotheek verliezen. De inspecteur kan namelijk altijd de bewijsstukken van de verbouwingskosten opvragen. In dat geval zult u de schriftelijke bewijzen moeten kunnen overleggen, die aantonen dat de verbouwingslening een eigenwoningschuld is, waarvan u de rente terecht heeft afgetrokken.
Te hoge WOZ-waarde in overlijdensjaar – wat nu?
Als tot een nalatenschap een woning behoort, wordt de WOZ-waarde van deze woning betrokken in de aangifte erfbelasting. Is die WOZ-waarde in het overlijdensjaar te hoog vastgesteld? Dan kunt u als erfgenaam hiertegen bezwaar maken. Doet u dat te laat en past de gemeente de WOZ-waarde niet aan, ook niet ambtshalve, aangezien het verschil in waarde kleiner is dan 20%? Dan mag u in de aangifte erfbelasting niet uitgaan van de lagere werkelijke waarde. Wat u nog wel kunt doen is een nieuwe WOZ-beschikking aanvragen op uw naam. Daartegen kunt u dan wel bezwaar maken. De gemeente geeft de nieuwe beschikking alleen af als u als erfgenaam daar om hebt verzocht.
In deze uitgave is de stand van zaken in wet- en regelgeving verwerkt tot en met 26 mei 2025. Hoewel ten aanzien van de inhoud de uiterste zorg is nagestreefd, kan niet volledig worden ingestaan voor eventuele (druk)fouten en onvolledigheden. De redactie, de uitgever en de verspreider sluiten bij deze de aansprakelijkheid hiervoor uit. Voor een toelichting kunt u altijd contact met ons opnemen.